Van enig nut

Ginger

Van enig nut

In de kroeg spraken ze, op de ontspannen raconteurstoon die door het glas wordt teweeggebracht, over Frans. Hij was in het ziekenhuis opgenomen.

'Helemaal in de vernieling,' zei een opmerkelijk kale man, die geheel in met leder afgebiesd pilo was gekleed. 'Hij herkent zijn eigen vrouw niet meer.'

Er werd geknikt met een meewarigheid, die toch onmiskenbaar een angel bevatte.

'Hij deed ook te dol, he, Frans...' begon een andere man al. 'Dertig, veertig jonge klares op 'n dag en dan nog een biertje of twintig tegen de dorst - dan mót je op den duur stuklopen. Stom hoor. Kijk ik houd ook van m'n borreltje. Maar ik weet m'n máát.'

De anderen vielen hem bewogen bij. Ze wisten toevallig allemaal hun maat. En ze zagen iemand niet graag te ver gaan. Terwijl de glazen regelmatig werden gevuld, kabbelde de conversatie geanimeerd voort - aldoor over Frans, de stille, paars aangelopen doordrinker, die na jaren van zwijgend innemen, nu plotseling uit deze grauwe Jan Plezier gevallen was. Men sprak al over hem in de verleden tijd en er kwam geen goed woord op zijn premature grafsteen. Want als je hypocritsch over alcoholmisbruik wilt horen praten, moet je in een kroeg gaan.

De kastelein, die zich had beperkt tot zwijgende knotsoefeningen met de kruik, zei eindelijk: 'Ach, Frans was een neerslachtig mens.'

Zijn bijdrage tot de gedachtenwisseling werd zonder debat in de notulen bijgezet.

'Je hebt ze wel meer, in dit soort bedrijven,' vervolgde hij. 'Jaren geleden kwam er hier een en die had dat ook. Hij was bij de posterijen geweest. Niet dat hij wat in de bus deed, maar hij zat op kantoor. Mooie baan. En een nette man, hoor. Nooit overlast. Maar neerslachtig, he.'

Iemand maakte een duimgebaar en hij vulde een trits glazen.

'Die man kwam hier elke dag,' vervolgde hij. 'Om een uur of drie 's middags begon hij te lajen en dat ging door tot half acht. En dan ging hij eten. Want hij at wel. Je hebt erbij, die eten niet meer. Want 't is voedzaam, jenever. 't Is allemaal graan, dus als je een paar uur lang staat te drinken, dan eet je een mand kadetjes leeg. Maar hij at tóch. Dat is echt waar hoor. Je hebt in dit bedrijf wel mensen, die hangen de grote eter uit, maar ze eten niks. Maar hij wel. Dat heeft z'n vrouw me zelf verteld.'

Het onderwerp eten had een zekere onrust veroorzaakt onder de vaste jongens, maar de kastelein lette er niet op en sprak: 'Die man zei nooit wat, als hij hier stond, net als Frans. Maar hij had één idee. Hij wou zich verhangen. Waarom weet ik niet. Hij had een mooi rijkspensioen, hij woonde goed en z'n kinderen waren behoorlijk terechtgekomen - maar ja, 't leven beviel hem niet, geloof ik. Je hebt zulke mensen. Affijn, op een zaterdagmiddag gaat z'n vrouw boodschappen doen, maar ze vergeet haar portemonnaie. Zij weer terug naar huis. Ze komt in de keuken en daar staat hij op een stoel, met een touw om z'n nek. Nou, dat mens onthutst natuurlijk. Ze zegt: "Kees waarom zou je dat nou doen?" En ze praat met 'm over het leven en dat hij toch eigenlijk niks te mopperen heeft. Goed, hij laat zich overreden en hij bergt dat touw weer op. Nou was het zaterdag en dan ging hij altijd naar het badhuis, dus ze geeft 'm zijn handdoek en z'n schone goed en ze zegt: "Kees, ga jij je nou lekker fris wassen, dan doe ik me boodschappen." En hij weg. Naar dat badhuis. Hij koopt voor veertig spie een kuipbad. Hij gaat in het hokkie. Hij doet de deur dicht. En hij hangt zich op.'

Hij maakte een machteloos handgebaar. Voor mijn geestesoog zag ik hem bengelen - een ongelukkige man, die zich in zijn eigen huis nog niet eens op kon hangen. Dát is pas gebrek aan privacy.

'Tegen neerslachtigheid is geen kruid gewassen,' concludeerde de kastelein.

'Nou, Frans mag dan ook neerslachtig wezen, maar hij heeft het wél een tikkeltje te dol gemaakt,' vond een man, de oude draad weer opnemend. 'Neem nou mij, he. Vóór vijf uur 's middags zal je mij nóóit...'

Nog lang ging het gesprek zo voort. Voor het eerst in zijn dorstig leven scheen Frans van enig nut.

Kronkel


Uit: Alle Kroegverhalen - Simon Carmiggelt
Singel Pockets, 1996
Uitgave in samenwerking met
B.V. Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN 90 413 30224/CIP/NUGI 300

[De tekst is met toestemming van de erven Carmiggelt geplaatst.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten